maandag, februari 05, 2007

In Memoriam: Edgard Delvo


Edgard Delvo wordt op 20 juni 1905 geboren in een Gents socialistisch arbeidersgezin. De intelligente Edgard gaat op 15 jarige leeftijd de normaalschool volgen. In 1924 wordt hij corrector in de socialistische Volksdrukkerij. Daar kwam Delvo voor het eerst tot het inzicht dat, alhoewel het socialisme zich beriep op de marxistische leer (door klassenstrijd het kapitalisme vernietigen en de arbeider ontvoogden door de dictatuur van het proletariaat), het socialisme er in de praktijk eerder op gericht was om door reformisme een arbeiderskapitalisme tot stand te brengen, en van de arbeiders minderwaardige burgermannetjes te maken. Er gaapte dus een brede kloof tussen de socialistische theorie en de praktijk. Tevens kwam hij tot het besluit dat de marxistische theo­rieën niet overeenstemden met de sociale werkelijkheid zoals hij die nu zelf in een socialis­tisch bedrijf kon ervaren. In 1925 haalt hij een acte van bibliothecaris, en wordt daarna vrij student aan de Gentse universiteit, waar hij psychologie, pedagogie, sociale en economische wetenschap volgt. In 1930 huwt hij met de onderwijzeres Joanna Rammeloo; ze krijgen 4 kinderen, waarvan 3 vroeg overlijden.

Delvo neemt de leiding van de Gentse AJ (arbeidersjeugd) die –anders dan de officiële Socialistische Jonge Wacht- veel meer cultureel bezig is. De AJ inspireerde zich op de Duitse Wandervögel, en legde de nadruk op het zelfstandige jeugdleven, de culturele ontplooiing van haar leden, de socialistische gemeenschapsbeleving en de natuurbeleving. Tegelijk is Delvo actief in de partij, als secretaris van BWP-Voetweg: hij leert er spreken en meetings geven. Hij komt ook in contact met Hendrik de Man, en leest zijn “Socialisme aan het Marxisme voorbij”. In 1928 wordt Delvo secretaris van de “centrale voor Arbeiders onder leiding van De Man, 6 jaar later wordt hij er secretaris-generaal, samen met de Waal Max Busert. Tegelijk met de machtstoename van Hendrik de Man, nam het geloof in het marxisme bij Delvo af. Hendrik de Man bood hem nieuwe perspectieven voor de motivering van zijn socialisme. Zowel De Man als Delvo betoonden vanaf hun geestelijke ommekeer belangstelling voor het nationalisme. Bij De Man resulteerde dit in 1931 in de uitgave van de brochure Nationalisme en Socialisme, waarin hij tot een positieve waardering kwam van wat hij het vrijheidsnationalisme noemde, een begrip dat we min of meer als synoniem voor ons volksnationalisme kunnen opvatten. Enigszins in tegenstelling tot zijn leermeester De Man, die later in staatsnationalistisch vaarwater terecht zou komen, zou Delvo dit inzicht in de daaropvolgende jaren consequent verder uitdiepen, wat hem uiteindelijk tot de slotsom bracht dat iedere waarachtige socialistische gezindheid onaf­scheidbaar verbonden moest zijn met een volksnationaal bewust­zijn (en omgekeerd), beide convergerend in één streef­doel: de volksgemeenschap.

De Man vormt een commissie om een “economisch plan voor België te ontwerpen”: een dam tegen communisme en nationaal-socialisme door de economische chaos en de klassenstrijd te beëindigen en tevens een aantrekkelijk alternatief voor de middenstand te bieden. In 1939 wordt De Man partijvoorzitter: Delvo werkt meteen met hem mee. Hij heeft in de jaren contacten met sociaalvoelende katholieken als Jacques Maritain en Tillich maar ook met ondermeer Joris van Severen, Victor Leemans en Lode Claes. In de meidagen van 1940 vlucht Edgard Delvo zoals velen doelloos naar Frankrijk. Bij zijn terugkeer in juni, gaat hij al snel in op de oproep van Staf De Clercq voor de vorming van een “Volksbeweging”. Hij spreekt op tal van volksvergaderingen om het nationaal-solidaristisch programma van de beweging te verdedigen. In oktober 1940 treedt hij toe tot de Raad van Leiding van het V.N.V. Tot het eind van de bezetting zal hij wekelijks een artikel in het V.N.V.-blad ‘Volk en Staat’ schrijven. Zijn collaboratie is er beslist geen om er materieel beter van te worden; hij verdient een bescheiden wedde en is ervan overtuigd dat Vlaanderen na de oorlog loon naar inzet zal krijgen.


Het logo van het VNV






Eind 1940 krijgt hij de leiding van de afdeling ‘vorming en stijl’, twee begrippen waar hij uitermate veel belang aan hecht. Als in juli 1941 zijn vriend Raymond Tollenaere naar het Oostfront gaat, wordt Delvo – die ook vrijwilliger was, maar van Staf de Clercq bevel kreeg in Vlaanderen te blijven, ook tijdelijk propagandaleider. Dan wordt hij gevraagd de leiding te nemen van de Unie van Hand- en Geestesarbeiders, een eenheidsvakvereniging waar Delvo zich voornamelijk bezighoudt met cultuur, sport en ontspanning. Zijn hoofdidee blijft: de sociale collaborateurs zien de schepping van een “Nieuwe Wereld” met nieuwe gedachten en maatstaven: solidariteit over de “klassen” en de grenzen heen, menselijk waardigheid, respect voor de arbeid. De arbeidersemancipatie moest worden verwezenlijkt door de arbeider een eigenwaarde en een eigenwaardigheid te verlenen. Het kwam er dus op aan om een nieuw mensenslag te doen ontstaan, dat niet de burgerlijke deugden, maar wel eigen waarden en normen, een eigen cultuur zou ontwikkelen als grondslag van een socialistische maatschappij. Socialisme was dus niet zuiver een materiële aangelegenheid (biefstukkensocialisme), maar in essentie een ethische, culturele, geestelijke bekommernis.

In juli 1944 schrijft hij zijn opvattingen neer in ‘Sociale collaboratie’, een boek dat pas in 1975 zal verschijnen. In september gaat Delvo naar Duitsland waar hij meteen wordt opgenomen in de “Raad van Leiding” een Vlaamse (schim-)regering in ballingschap; hij zet zich vooral in voor de materiële en morele belangen van de talrijke Vlaamse arbeiders. Na het mislukte Ardennenoffensief gaat de Raad uiteen en Delvo trekt naar Oostenrijk. Er komen jaren van grote armoede, honger, zich telkens weer verplaatsen doorheen heel West-Duitsland en hopen uit de handen van de bezetters te blijven. Delvo overleeft door het uitvoeren van onderbetaalde karweitjes. Eerst vanaf 1952 vindt hij behoorlijk werk in een bouwbedrijf. Intussen kreeg Delvo’s gezin ook zware klappen: hun huis werd geplunderd, zijn vrouw als onderwijzeres ontslagen. Eerst in 1965 kon mevrouw Delvo naar Duitsland komen wonen; in de jaren ’50 en ’60 waren dan nog Delvo’s 2 zonen overleden. Hij tracht jarenlang het doodvonnis bij verstek, dat hij van de Krijgsraad had opgelopen te doen wijzigen; dat lukt pas in 1969, (20 jaar hechtenis) maar de Belgische nationaliteit blijft hem ontnomen. Eindelijk kan hij in 1974 naar Dilbeek terugkeren, de publicatie van zijn ‘Sociale collaboratie’ brengt hem terug in de belangstelling. Hij blijft onvermoeibaar schrijven en geeft in 1978 zijn mémoires uit: “De mens wikt…” Dan volgt nog in 1983 “Democratie in stormtij, herinneringen aan de jaren ‘30”. In 1979 wil Delvo met een eigen initiatief de amnestiestrijd ondersteunen: hij denkt aan een eigen lijst bij de Europese verkiezingen, waarop hij de enige kandidaat zou zijn. Hij verzamelt de 5 nodige parlementaire handtekeningen, maar zijn lijst wordt afgewezen omdat hij ‘statenloos en dus onverkiesbaar’ is. Hij had daarna geen politieke activiteiten meer, ging hier een daar nog spreken en plande nog een aantal boeken; maar door zijn zeer verzwakt gezichtsvermogen kwam hij daar niet meer aan toe. Hij overleed op 27 augustus 1999 in het ziekenhuis van Jette. Aan zijn ideaal, het ‘ethisch socialisme’ bleef hij zijn leven lang trouw.


Alles op deze webstek mag overgenomen worden mits duidelijke bronvermelding. De redactie van Klauwaert